Hoop. Ik vind het een lastig woord in deze tijd. De snelheid waarmee grote vraagstukken zich nu ontwikkelen maakt het moeilijk om hoopvol te blijven als je je echt openstelt voor alles wat er op mondiale schaal gebeurt en het lijden dat dit voor steeds meer mensen met zich meebrengt. De Corona-crisis komt daar nu bij.
We doen er ondertussen alles aan om de hoop niet te verliezen. Hoop geeft een gevoel van houvast. Maar uitspraken als: ‘Ik hoop dat het straks anders wordt’, of ‘het zal wel niet zo erg zijn als we denken’ klinken al snel als een excuus om passief af te wachten en niets te doen, want daarmee richten we ons op verwachtingen die naar alle waarschijnlijkheid niet zullen uitkomen. Je zou kunnen zeggen: dat is hopen tegen beter weten in. De werkelijkheid is vaak weerbarstiger dan we zouden wensen en daarmee wordt het woord hoop onbedoeld een goed recept voor teleurstellingen. Als datgene waar we op hopen niet gerealiseerd wordt, maken we ons dus meer kwetsbaar voor diepe emoties die daarmee opgeroepen worden en zet hoop zich dan om in angst of verdriet. Hoop is daarmee (onbedoeld) een voorbode van wanhoop en om die reden een riskante benadering.
Is het mogelijk om op een realistische manier hoopvol te blijven en te vertrouwen op een betere toekomst? Bij het stellen van deze vraag voel ik dat de onrust toeneemt. Hoe effectief ben ik in de dingen die ik doe? Het lijkt wel of de onzekerheid daarover in de afgelopen weken snel is toegenomen. ‘Als ik maar hard genoeg werk, gaan we samen het verschil wel maken’ is plaats gaan maken voor een groeiende twijfel of dat wel mogelijk is. Groeien de problemen ons boven het hoofd? Waar haal ik dan de kracht vandaan om door te gaan?
Er zijn natuurlijk hoopvolle initiatieven, zoals de plotseling toegenomen saamhorigheid, de creatieve oplossingen die worden bedacht om een ‘leven in quarantaine’ leefbaar te maken en de herwaardering voor de waarden van zorg, onderwijs en cultuur als belangrijke pijlers voor een gezonde samenleving. Die wil ik niet over het hoofd zien. En toch. Hoe is dat over een paar maanden? Of heeft het pessimisme nu toch te veel grip op mij gekregen als ik zelfs hierover begin te twijfelen?
In mijn zoektocht kom ik een citaat tegen van filosoof en DDR-dissident Rudolf Bahro: “Wanneer de vormen van een oude cultuur afsterven, wordt de nieuwe cultuur gecreëerd door een paar mensen die niet bang zijn om onzeker te zijn.”
Dat is ook hoopvol.
Is mijn onzekerheid daarmee een positieve eigenschap geworden?
Het woord hopeloosheid is niet het tegenovergestelde van hoop. Angst is dat wel. Kan het gevoel van hopeloosheid nieuwe inzichten en motivatie geven om met nieuwe inspiratie aan het werk te gaan? Bevrijd van het streven naar verwachte resultaten om meer ruimte te maken voor wat goed voelt en werkelijk van waarde is.
‘We leven in een hoopvolle tijd’, zegt Jules Dresmé die landelijk bekend werd vanwege zijn grote betrokkenheid als pastoor bij de nabestaanden van de ramp met de MH17. ‘Omdat we de kans krijgen om te zien waar de grenzen zijn. Het is een uitnodiging om daarin de tekens te verstaan van een overgang naar een nieuwe tijd. Dan leren we ervan.’
Jules Dresmé heeft het over actieve hoop. Hoop die niet uitgaat van vooropgestelde verwachting en resultaten, maar van verlangen.
Hopeloosheid is geen einde maar een begin. Juist door de realiteit onder ogen te zien dat we kwetsbare mensen zijn ontstaat de saamhorigheid en komt er energie vrij die nodig is voor het verlangen om het anders te gaan doen. In mijn zoektocht geeft dit inzicht rust. Het inzicht dat in een tijd van toenemende onzekerheid ik hopeloos mag zijn, dat dit nieuwe energie geeft en aanzet tot doen.
© 29 maart ’20 Roek Lips