Claartje Kruijff: ‘We leven allemaal met een gat in onze ziel.’

Roek Lips 24 mei 2024

“Gehaaste mensen kunnen geen liefhebbende mensen zijn.’ Dat stelt de jonge Amerikaanse auteur John Mark Comer. Het is misschien wat zwart-wit gezegd, maar ik denk wel dat er een kern van waarheid in zit. Haast is een van de grootste vijanden voor een gezond geestelijk leven. Graag zou ik daaraan toevoegen: ban de haast zo meedogenloos mogelijk uit je leven, en maak meer tijd voor resonantieruimte, ruimte waar je richting en rust kunt vinden.’

“Het leven om ons heen is in korte tijd veel complexer geworden. Dat merk ik ook in de pastorale gesprekken met mensen. De tranen zitten vaak zo hoog.  Ik hoef het maar even stil te maken, een kaars op te steken en de vrijmoedigheid te nemen om te gaan bidden en dan komen de tranen al bij de eerste woorden.

“Er wordt veel van mensen gevraagd, en voor sommigen is dat te zwaar. Steeds meer mensen zijn op zichzelf teruggeworpen. Ze moeten voor zichzelf  bepalen welke identiteit ze willen hebben, welke spirituele ontwikkeling bij ze past, of via welke lens ze naar de wereld willen kijken. Het is voor veel mensen een ingewikkelde vraag om dat zelf op een rij te krijgen. 

“Ik zie mensen daar wel in verdwalen en vastlopen. Die zijn soms echt onthand, omdat ze geen taal hebben voor wat ze zoeken, geen ruimte hebben waarbinnen ze dat kunnen ontdekken en niet weten met wie ze daarover een gesprek kunnen aangaan. Dat maakt het niet alleen zwaar, maar ook eenzaam. In iedere ontmoeting met anderen kan er, als je ervoor openstaat, iets gebeuren. We zijn in die zin altijd een soort mogelijkheid voor elkaar.”

Claartje Kruijff

Samen ontdekken en ontspannen

“Autonoom leven heeft een mooie kant, maar doet ook een zwaar beroep op mensen. Wat ik zo fijn vind aan gebedsruimtes en andere publieke resonantieruimtes is dat je daar samen mag ontdekken en tegelijk mag ontspannen. Je kunt daar iets ontvangen wat je niet zelf hebt bedacht, maar wat in de loop van de geschiedenis zijn waarde heeft bewezen. Alleen al in die samenkomst van mensen is een bepaalde wijsheid aanwezig.

“Enige tijd geleden had ik dienst toen de oorlog in Gaza net was begonnen en veel mensen in Nederland het nieuws van een gepolariseerde verkiezingsuitslag nog moesten verwerken. Voorgaan als predikant voelde die ochtend als een nog grotere verantwoordelijkheid dan anders. Wat ga ik daarover zeggen? Wat moeten we ermee? Ik was bij wijze van spreken zelf nog in verwarring over het effect dat het nieuws op me had. 

“Voorafgaand aan de bijeenkomst zei ik tegen de organist dat ik liever tussen de mensen in de kerkzaal zou zitten dan ervoor te gaan staan. Toen zei hij: ‘Dan zeg je dat toch gewoon.’ In alle eenvoud was dat een goede raad. Ik ben de dienst precies met die woorden begonnen. Meteen voelde ik de spanning in de zaal minder worden. 

“Dat gezamenlijk op adem komen en er niet meteen ergens iets van hoeven vinden is voor mij heel belangrijk geworden. Niet meteen oordelen, maar kijken wat er dan in de tijd en ruimte ontstaat. Achteraf hoorde ik dat mensen die openheid en kwetsbaarheid erg hebben gewaardeerd.

“Voor mij is de kerk ook een oefenplaats. Om het ego op een rustige plaats te krijgen en te houden. Dat doe je door jezelf juist niet zo centraal te stellen, en dat is waar contemplatie over gaat.”

Gebed

Het gewicht van stilte, de reikwijdte is enorm. Voor mij is bidden een gesprek waar ik aan meedoe. Het is een gesprek met mezelf, maar ook een gesprek met wat of wie ik dan God noem, waarin ik de ruimte krijg om op adem te komen, om me te verhouden tot mijn plaats in de wereld, tot mezelf, tot anderen. 

“Via mijn werk ben ik betrokken bij het leven van allerlei mensen en dan hoor je veel verhalen. Die kan ik in gebed neerleggen, waardoor ik de zwaarte ervan niet in mijn eentje hoef te dragen. Doordat je het voorlegt, kan het lichter worden. Het is weer tot de kern komen, zoeken naar die resonantie en je verhouden tot het grotere geheim. Zoeken naar je kern, naar je diepste mens-zijn. Bidden kan in die zin veel verschillende betekenissen hebben.

“We zijn op een bepaalde manier bedraad om boven onszelf uit te kunnen reiken. Bedraad als transcendente wezens. Het gebed mag je ruimer opvatten. Het gaat erom dat je niet wegkijkt, en verschillig blijft. Als ik bid sta ik zelf even niet meer centraal en kom ik tot rust.

“Bidden, God en ziel: het zijn voor veel mensen beladen woorden. In de loop van de jaren ben ik veel vrijer geworden om die woorden toch te gebruiken. Ik merk dat het zeer wordt gewaardeerd om niet meer mee te gaan in die disclaimercultuur van mensen die zeggen: ‘Ik geloof wel niet, maar ik heb voor de zekerheid toch maar een kaarsje aangestoken.’ Of: ‘Ik ben wel spiritueel, maar niet gelovig.’ Als je doorvraagt, kom je meestal  uit bij kinderlijke beelden uit , zoals een man met een witte baard op een wolk. Die oude ideeën zijn daarna nauwelijks meer bijgesteld. 

“Ik sluit mijn ogen niet voor alle vreselijke dingen die er in de loop van de geschiedenis ook in de kerken zijn gebeurd, maar dat betekent niet dat daarmee alles overboord moet worden gezet. Als er helemaal geen ruimte zou zijn waar gezamenlijk kan worden gebeden, dan zou ik me daar zorgen over maken.”

Inkeer

Vroeger, tijdens mijn studie psychologie en de jaren daarna, was ik heel erg zoekende. Als ik nu zoekende mensen tegenkom – en dat zijn er veel op dit moment – dan herken ik dat goed. Toen ik zelf zoekende was, dacht ik vaak: ik zal wel somber zijn, of depressief. Ik vroeg me af of ik hulp nodig had, en dan neig je al snel, zeker met mijn achtergrond als psycholoog, naar een afspraak met de hulpverlening.

“Zover is het nooit gekomen, want ik kon geen goede hulpvraag formuleren. Ik kreeg niet op papier wat nu eigenlijk mijn probleem was. Ik denk nu dat ik ergens, diep van binnen op een fundamenteler niveau, wel aanvoelde dat ik misschien geen probleem had, en dat er iets anders speelde, dat met geloof te maken had. Achteraf weet ik: ik had de taal niet, de ruimte niet en de rituelen niet. Ik had geen idee, omdat ik onvoldoende met het geloof was grootgebracht en niemand om mij heen had bij wie ik met deze vragen steun kon vinden.  

“Ik wist toen niet dat dit belangrijke existentiële vragen zijn en ik wist ook niet dat het heel gezond is om je af te vragen: wie ben ik nou eigenlijk? Waarom heb ik zo’n comfortabele positie in het leven en anderen niet? Waarom heeft mijn ziel het zo benauwd? 

“Het woord ziel alleen al, dat kende ik nauwelijks. Nu weet ik dat we fundamenteel alleen zijn. We leven allemaal met een gat in onze ziel en we zullen nooit iemand vinden die volledig met ons samensmelt, ook al kun je soms het geluk hebben dat je zielsverwanten ontmoet. Maar ook dan zal het leven momenten kennen die zwaarder zijn, waarin je het gevoel hebt dat je alleen maar kunt terugvallen op jezelf. En dan komt de vraag nog meer op ons af hoe we dat gat gaan vullen.

“Stel je voor dat het gat in onze ziel de bedoeling is. Dat we van nature zo zijn gemaakt, dat we gestimuleerd worden om toenadering te zoeken naar de bron waar we onszelf kunnen opladen. Naar die bron kunnen we zelf op zoek gaan. Ik denk dat we die in onszelf maar ook buiten onszelf kunnen vinden. Als een soort wisselwerking

“Het zoeken van taal daarvoor is wezenlijk, en het zoeken naar de ruimte om daarmee bezig te zijn is ook wezenlijk. Die eeuwenoude woorden die zijn beproefd zijn niet voor niets zo oud. Die zijn doorleefd. Daar zit een bepaalde waarheid in. Ook dat is een lastig woord, maar het is een ander soort waarheid. Een poëtische, of metaforische waarheid. Iets dat ‘waar genoeg’ is en dat is iets heel anders. Maar dan is het evengoed waar.”

Afgrenzen

De ontmoeting met mensen kan pittig zijn, maar ik vind het een geschenk. De echte ontmoeting maakt me van binnen steeds ruimer. Ik hoop dat dit ruimer worden voor mij een kenmerk is van ouder worden. Dat het lukt om ondanks alle ervaringen en verhalen niet naar binnen te keren, cynisch of bitter te worden en te verzuren. Dat is het scheppende werk van de duivel, las ik laatst in een geestige column in een krant. 

“De kunst van ouder worden is misschien om steeds meer open te gaan, de horizon tegemoet tredend. Paradoxaal genoeg vraagt dat ook om het vermogen om goed te kunnen afgrenzen, zodat je voldoende de resonantieruimte voor jezelf kunt beschermen, een ruimte waarin je de stilte kunt opzoeken, zonder je helemaal af te sluiten. Er zijn mensen die zo goed grenzen stellen, dat je er nauwelijks nog contact mee kunt maken. Die vinden alles te veel wat je ze vraagt en zeggen zo vaak nee dat het heel lastig is om een relatie met zo iemand op te bouwen.

“Voor het opbouwen van een gemeenschap zijn commitment en trouw belangrijke eigenschappen, die houvast kunnen geven. Oudere mensen zijn daar meestal mee opgevoed. Ze kunnen daarin doorslaan, door nooit aan zichzelf te denken en zo hun grenzen te laten vervagen. Zij zouden meer tijd voor zichzelf mogen nemen. Jonge mensen zijn meer individualistisch opgevoed. Je ziet ze gemakkelijk afhaken. Dat is jammer. Als je wat meer discipline kunt opbrengen in het ontwikkelen van jezelf binnen relaties, hoef je op een ander moment minder hard af te grenzen. Dus eerst stevigheid oefenen en dan weer zachter worden naar buiten toe, of je eigen zachtheid weer hervinden.

“Je naaste liefhebben als jezelf, dat kun je ook omdraaien: jezelf liefhebben als je naaste. Het is een van de kernwaarden van menszijn. Het begint misschien bij jezelf, maar mentaal gezond leven gaat niet zonder anderen. Om samen een helende gemeenschap te kunnen zijn, moet je een deel van je eigen tijd en ruimte opofferen, anders gaat de groep jou niets geven. De basis van het menszijn is altijd wederkerigheid.”

Claartje Kruijff (1971) is psycholoog en theoloog. Ze werkte als consultant in Amsterdam en in Londen en ging daarna theologie studeren. Tegenwoordig is ze predikant in de Geertekerk in Utrecht. In september verschijnt haar derde boek: Een God die in mij gelooft, richting en rust in een wereld zonder zekerheid.

Stel een vraag