Prinses Irene: Samen-leving is een prachtig woord

Artikel in Trouw met prinses Irene

De mens is vergeten dat hij deel uitmaakt van een groter geheel, zegt prinses Irene van Lippe-Biesterfeld. De coronacrisis is een kans om dat te veranderen.

“We kunnen de mens niet opnieuw uitvinden, maar ik denk wel dat we de weg kwijt zijn. We zijn de basis van ons bestaan, de natuur, kwijtgeraakt en daarmee een deel van onszelf. Als we dat deel weer terugvinden, denk ik dat dat de mens weer heel zou maken.’

Prinses Irene van Lippe-Biesterfeld (1939) komt snel tot de kern. Herstel van de relatie tussen de mens en natuur staat al jaren centraal in haar werk als voorzitter van stichting Natuurcollege. Het belangrijkste doel van die stichting is om mensen de natuurlijke verbondenheid weer als vanzelfsprekend te laten ervaren. En dat is, meent ze, noodzakelijk als we echt willen veranderen. Het coronavirus is een oproep die ons tot bezinning uitnodigt, betoogt de prinses.

Wat zijn we kwijtgeraakt?

“Dat we deel zijn van een groter geheel. In mijn visie zijn we allemaal deel van de natuur en maken we deel uit van het geheel van het leven. Dat gevoelsstuk, of dat weten, en ook de ervaring er zelf wezenlijk deel van te zijn – dat zijn we grotendeels verloren. We gedragen ons als iets aparts, iets afgescheidens. Maar niets kan apart bestaan op aarde. Wij mensen hebben ons afgescheiden van de natuur om ons heen en daarmee ook met een deel van onze innerlijke natuur. Je kunt dus spreken van een tragische dubbele scheiding.
Door de drukte van ons bestaan maken we te weinig ruimte voor de vraag: Hoe voel ik mij nu echt? Ik denk dat we in de illusie leven dat het goed gaat, maar als we niet echt onszelf kunnen zijn, ons authentieke of innerlijke ik er niet gewoon mag zijn in de samenleving, dan kun je niet echt gelukkig zijn, denk ik.
We zijn een deel van onze binnenkant kwijt. Die hebben we niet zozeer verloren, maar afgesloten. En ook naar buiten toe zijn we ons meer gaan afbakenen, in plaats van ons open te stellen naar anderen, en naar de natuur.”

Dat vraagt om een andere grondhouding dan ons idee van afgescheidenheid.

“Daar gaat het dus precies over. Door die scheiding is het vanzelfsprekende uit het leven weg. Er is zoveel nieuw en zoveel anders, de bekende gebaande paden zijn weg en we weten niet meer waar we zijn en waar we heen gaan. Waar willen we naartoe? En wie bepaalt dat?
Misschien is het ook iets om over na te denken: hoe belangrijk zijn wij? We vinden onszelf erg belangrijk, maar zijn we dat eigenlijk wel, binnen het grotere geheel? Dat heeft met die hoogmoed te maken en met een grondhouding van ‘Wij zijn belangrijker dan de rest van het leven en daarom kunnen we doen waar we zin in hebben’. Wat een verschrikkelijk misverstand is. Dus een beetje bescheidenheid zou mooi zijn. Waar we wel in uitblinken is onze destructieve kracht. Menselijk handelen brengt het leven op de planeet in steeds groter gevaar. Het is aan ons dit te keren, om het leven op aarde een toekomst te geven.
Het lijkt alsof we nu door de coronacrisis uit een groot toneelstuk aan het stappen zijn. We weten het niet meer, we kunnen het niet meer en we hebben elkaar nu echt nodig om het goed te maken.”

Wanneer is dit inzicht bij uzelf gekomen?

“Als u bedoelt dat mens en natuur dé grote samenleving zijn dan was dat het moment dat alle barrières tussen mij en het andere wegviel en ik werd opgenomen in het geheel van leven. Een diepe eenheidservaring in de bergen in Zwitserland. Doordat ik dat ervaren heb, weet ik hoe alles met elkaar in afstemming met elkaar leeft. Dat we dat evenwicht heel erg verstoord hebben is buitengewoon ernstig.”

Kunt u die ervaring van eenheid nog wat duidelijker beschrijven?

“Ja, dat is moeilijk uit te leggen. Het woord eenheidservaring begrijpen mensen meestal al niet, omdat veel mensen niet weten dat we in die eenheid leven. Maar er zijn tegelijk veel meer mensen dan we denken die dat hebben meegemaakt. Ook als kind. Jonge kinderen leven in die eenheid. Die maken die onderscheiding niet; langzamerhand word je geleerd om die scheidingen te maken, omdat we denken dat we er buiten staan, intelligenter en beter zijn. We kunnen onszelf aanleren om in stilte te durven zijn van tijd tot tijd.”

Je zou kunnen zeggen dat veel mensen vanwege de coronarichtlijnen nu noodgedwongen in retraite zijn?

“Er zijn nu dramatische gezondheidsproblemen ontstaan. De lockdowns veroorzaken vreselijke situaties waar mensen mee moeten omgaan. En dan de nijpende economische problemen. Toch is er ook een gedwongen gevallen stilte waarin het misschien mogelijk is om afstand te nemen van de tredmolen waar we allemaal in zitten en ontstaat er misschien ruimte om te kijken wat je wilt loslaten en waar je voor staat. Ik hoop dat we tot de conclusie komen dat we weer meer voor elkaar en de aarde gaan kiezen. Het woord samen-leving is een prachtig woord.”

We mogen in deze tijd opnieuw de woorden voor onszelf vinden?

“Ik denk dat we gewoon moeten durven spreken over wat wij belangrijk vinden. Over waar we naar toe willen. Het zou helpen als we over dingen durven praten als spiritualiteit, bewustzijn, eenheidservaring. Laten we de aarzeling loslaten dat we niet over de diepste dingen die ons raken mogen praten en het afdoen als een privézaak. Ik heb het idee dat we daarin nu wel aan het veranderen zijn.
Misschien omdat we toch wel een beetje stukgelopen zijn op de puur rationele kant, en dat elk probleem in eerste instantie vanuit economisch perspectief wordt bekeken, of misschien zijn we gewoon moe van al het rennen, het altijd bereikbaar zijn en altijd lawaai om je heen en het gebrek aan stilte en bezinning. Het is ondanks alle ellende een interessante tijd, omdat we aan de ene kant steeds hebben gedaan alsof het goed gaat, en aan de andere kant mensen er echt van overtuigd zijn dat we anders moeten gaan leven en ook anders wíllen leven. Veel mensen hebben het gevoel: zo kan het niet langer. Tijdens een crisis wordt dat gevoel versterkt.”

Wat vraagt dat van ons?

“Enorme flexibiliteit, durven niet te weten: luisteren, kijken, vragen, praten. Delen. Dat geldt zeker ook voor leiders. Durven niet te weten en het dan samen te durven doen. Met degenen over wie je leiding hebt en die misschien wel een visie hebben. Maar leiderschap begint eigenlijk bij jezelf. Dus leiderschap nemen over je eigen leven, dat is ontzettend belangrijk. En dan nog is het af en toe goed om in de natuur te zijn zonder dat iemand erbij is en je door de natuur te laten inspireren: klopt het eigenlijk wel wat ik zeg en wat ik doe, of wil ik het nog anders? Ook dat is voor leiderschap een belangrijke: dat je af en toe stilstaat en kijkt: hoe doe ik het en waar ben ik mee bezig, klopt het nog? En dan ook de moed hebben om het anders te doen als je vindt dat het anders moet. Ook als je daarmee jezelf minder populair maakt. Weet dat je daarin altijd de vrijheid hebt, om zo te leven zoals jij wilt leven. Dat jij je wereldvisie, je levenshouding kunt uiten door dat te doen wat klopt voor jou. Dat is leiderschap over je eigen leven hebben, en daarin zijn we vrij. Altijd.”

14 april ’20 – Roek lips/Trouw